‘Enige woorden over de ziel’ van Wislava Szymborska.
Een ziel heb je zo nu en dan.
Niemand heeft haar ononderbroken en voor altijd.
Dagen en dagen, jaren en jaren kunnen zonder haar voorbij gaan.
Soms verwijlt ze alleen in het vuur en de vrees van de kinderjaren wat langer bij ons. Soms alleen in de verbazing dat we oud zijn.
Zelden staat ze ons bij tijdens slopende bezigheden als meubels verplaatsen en koffers tillen
of een weg afleggen op knellende schoenen.
Bij het invullen van formulieren en het hakken van vlees heeft ze doorgaans vrij.
Aan een op de duizend gesprekken neemt ze deel, maar zelfs dat is niet zeker, want ze zwijgt liever.
Wanneer ons lichaam begint te lijden en lijden, verlaat ze stilletjes haar post.
Ze is kieskeurig: ze ziet ons liever niet in de massa, walgt van onze strijd om maar te winnen
en van ons wapengekletter.
Vreugde en verdriet zijn voor haar geen twee verschillende gevoelens.
Alleen als die twee zijn verbonden, is ze bij ons.
We kunnen op haar rekenen wanneer we nergens zeker van zijn, maar alles willen weten.
Wat materiële zaken betreft houdt ze van klokken met een slinger en van spiegels, die vlijtig hun werk doen, ook wanneer niemand kijkt.
Ze vertelt niet waar ze vandaan komt en wanneer ze weer van ons verdwijnt, maar lijkt zulke vragen beslist te verwachten.
Het ziet er naar uit dat net als wij haar zij ons ook ergens voor nodig heeft.